Bruggen bouwen tussen het beleid en de behoeften, bouwshift en stijgende woningvraag verzoenen
De voorbije jaren is er al heel wat inkt gevloeid over de bouwshift. Een dossier waar elke expert in Vlaanderen een uitgesproken mening over heeft. Algemeen slagen experts er wel in om de potentiële problemen uitgebreid te bespreken maar over de mogelijke oplossingen blijft het veelal oorverdovend stil. In het kielzog van deze discussie gaat een groot deel van de media mee in een algemeen discours van onwetendheid waarbij al vrij snel een simplistische polemiek opgevoerd wordt van een feitelijke betonstop in Vlaanderen.
Dat we door een aangroeiende bevolking en gezinsuitdunning jaarlijks minstens 30.000 nieuwe bijkomende woningen nodig hebben wordt gemakshalve niet vermeld. Als we er echter niet in slagen het woonpatrimonium jaar na jaar uit te breiden en te vernieuwen zullen heel wat mensen binnenkort moeilijker of zelfs helemaal geen woning meer vinden. Een woningtekort zou ook de vastgoed- en huurprijzen verder de hoogte kunnen injagen waardoor steeds meer mensen geen huis of appartement meer kunnen kopen of huren.
WAT IS DE BOUWSHIFT?
De Vlaamse regering heeft maatregelen uitgevaardigd zodat tegen 2040 geen enkele hectare open ruimte meer aangesneden kan worden om te bouwen. Anno 2023 wordt in Vlaanderen elke dag nog 5 hectare open ruimte aangesneden. In een eerste tussenfase wil de Vlaamse regering de inname van open ruimte terugschroeven naar 3 hectare per dag, om dan gradueel verder te evolueren zodat tegen 2040 geen open ruimte meer kan ingenomen worden voor nieuwe ontwikkeling. Concreet zal Vlaanderen dit doen door gronden die als woonuitbreidingsgebied staan ingekleurd te beschermen, een belangrijke stap om op termijn Vlaanderen een stuk groener te maken en vooral de ongebreidelde versnippering van bebouwing tegen te gaan. De bouwshift beoogt dus in eerste instantie een efficiënter gebruik van de huidige beschikbare ruimte. Daarnaast ontstaan er door de bouwshift nog enkele bijkomende voordelen. De verdichting van stedelijke gebieden moet ervoor zorgen dat mensen dichter bij voorzieningen en werkplekken wonen waardoor de behoefte aan lange woon-werkverplaatsingen wordt verminderd. De bouwshift zou ook moeten uitmonden in beter ontworpen stedelijke gebieden en woonwijken met meer groenvoorzieningen en ruimte voor recreatie en ontspanning.
WAAR KNELT HET SCHOENTJE?
Het merendeel van de Vlamingen is voor vooruitgang, zolang die ‘vooruitgang’ hem of haar niet te veel beperkt in zijn of haar vrijheid. De bouwshift is echter, ondanks de spreiding in tijd, niet zomaar een maatregel die we amper zullen voelen. De directe en indirecte gevolgen zullen ons allemaal beïnvloeden. Voor sommigen zal een stuk onzekerheid ontstaan over hun gronden die ze in eigendom hebben en voor anderen kan het dan weer hun hoop naar een groener Vlaanderen bespoedigen. Dat we voor de bouwshift enkele zaken zullen moeten loslaten en onze gevestigde tradities gaan moeten bijsturen ligt voor velen al wat moeilijker. Ook de politiek blaast dikwijls warm en koud tegelijk. Vanuit de druk in de publieke opinie durven bepaalde politici dan ook al snel vervallen in populistische uitspraken waardoor de patstelling in de meeste gevallen enkel nog groter wordt.
EFFICIËNTER OMGAAN MET DE BEPERKTE OPEN RUIMTE
Op welke manier kunnen we de bouwshift en de jaarlijkse nood naar 30.000 bijkomende woningen verzoenen? Kort samengevat, we gaan veel efficiënter moeten omgaan met de huidige beschikbare ruimte met als gevolg dat we dus compacter zullen moeten wonen. Vooral dat laatste ligt bij heel wat Vlamingen gevoelig, want dit houdt veelal in dat ze hun droom van een eigen huisje en tuintje mogelijks zullen moeten laten varen of bijsturen. Compact wonen hoeft echter niet ten koste te gaan van wooncomfort of levenskwaliteit. De huidige nieuwbouw- en reconversieprojecten die vandaag de dag in dorps- of stedelijke kernen ingebreid worden blinken veelal uit in een veelvoud van groen met gezamenlijke tuinen, recreatie- en ontspanningsruimtes. Het minder aantal vierkante meters woonoppervlakte wordt dus ruimschoots gecompenseerd met de aanwezigheid van heel wat bijkomende groenzones. De vooringenomen perceptie die er soms heerst over compact wonen klopt dus niet altijd met de realiteit op het terrein.
DE OLIFANT IN DE KAMER… HOOGBOUW IN VLAANDEREN
De grootste uitdaging in Vlaanderen zal liggen in een algemene mentaliteitswijziging die de meerwaarde van hoogbouw kan omarmen. Dit impliceert uiteraard niet dat heel Vlaanderen en onze historische kernen plots volgebouwd moeten worden met woontorens. Dit betekent wel dat we hoogbouw vooral in een stedelijke context en op specifieke locaties als het nieuwe normaal moeten leren beschouwen. Sommige Vlaamse steden hebben deze omslag reeds gemaakt terwijl andere steden zich koppig blijven verzetten. Nochtans tonen moderne hoogbouwprojecten in binnenen buitenland wel degelijk aan dat deze visie werkt. De beschikbare ruimte wordt veel efficiënter gebruikt in de hoogte waardoor er op de begane grond aanzienlijk meer plaats vrijkomt voor stadsparken en pleinen. Als de politiek en de regionale besturen een passend kader kunnen uittekenen voor hoogbouw in onze Vlaamse steden zal dit een belangrijke bijdrage betekenen om de beoogde doelstellingen van de bouwshift te realiseren en tegelijkertijd de vraag naar bijkomende woningen in te lossen.